Zijn alle profeten herders geweest?

Antwoord

Beste broeder,

Abu Hurayra (radıyallahu anh) vertelt: „De Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zei:


„Er is geen enkele profeet die door Allah is gezonden, die niet eerst herder is geweest.“



„Ook jij, o Boodschapper van God?“

hebben ze gevraagd.


„Ja, ik heb ook een tijdje schapen gehoederd voor de inwoners van Mekka, in ruil voor een bepaalde hoeveelheid graan.“

zei hij.“ [Bukhari, Ijara 2; Muwatta, 18 (2, 971); Ibn Majah, Tijarat 5, (2149).]


UITLEG:


1.

In deze hadith wordt verklaard dat alle profeten in hun leven een periode als herder hebben doorgebracht. In een overlevering van Nasai staat het volgende:


„De schapenbezitters en de kameelbezitters waren aan het opscheppen. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem):


„Mozes was herder toen hij profeet werd. David was herder toen hij profeet werd. En ik werd profeet toen ik de schapen van mijn familie in Ciyad hoedde.“

zei hij.

Het woord karârît in de hadith is het meervoud van kîrât. Wordt kîrât in de hadith gebruikt als plaatsnaam, of als een onderdeel van de dinar? Want kîrât is normaal gesproken een geldeenheid, vergelijkbaar met een kurus. Degenen die beweren dat met karârît geld bedoeld is, wijzen erop dat de inwoners van Mekka geen gebied met die naam kennen. De overlevering die we in de verklaring hebben vermeld, geeft aan dat hij schapen hoedde in een plaats genaamd Ciyâd. Ibn Hajar:

„Hij had de bevolking van Mekka kunnen betalen om de schapen te hoeden, maar zijn eigen familie niet.“

door het te zeggen, verzoent hij de tegenstrijd.


2.

De wijsheid achter het feit dat de profeten herder waren, werd door geleerden als volgt verklaard:


„De profeten hebben ervaring opgedaan met het leiden van hun gemeenschap, wier zorg op hun schouders rustte, door schapen te hoeden. Want door het omgaan met schapen ontwikkelen zij gevoelens van geduld en mededogen. Want zij hebben geduld gehad om de schapen te leiden en ze te verzamelen als ze verspreid raakten, ze van de ene naar de andere weide te brengen, en de vijanden van de dieren, zoals wilde dieren en dieven, te weren. Zij hebben ervaring opgedaan met de verschillende karakters van de dieren, hun zwakheden en hun behoefte aan bescherming, en de hevige conflicten tussen hen. Door deze ervaring raken zij vertrouwd met geduld tegenover de gemeenschap, en begrijpen zij de veranderingen in het karakter van de gemeenschap en de verschillen in hun gedachten. Zo genezen zij de wonden van de gemeenschap, hebben zij medelijden met de zwakken en leven zij beter met hen samen. Degenen die ervaring hebben opgedaan met het hoeden van schapen, zijn beter bestand tegen de moeilijkheden die deze daden met zich meebrengen dan degenen die er plotseling mee te maken krijgen. Door het hoeden van schapen worden deze eigenschappen geleidelijk aan verworven.“


„Deze ervaring is gebaseerd op schapen. Schenken zijn zwakker dan andere dieren en lopen sneller weg dan kamelen en runderen. Kamelen en runderen kunnen immers worden vastgebonden. Schapen worden in de wei niet vastgebonden. Bovendien, hoewel schapen sneller wegrennen, gehoorzamen ze sneller dan andere dieren.“

Hazrat Jabir (radıyallahu anh) vertelt:

„Ik herinner me dat we samen met de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) in Merrü’z-Zahrân de vruchten van de erâk-boom, die kebâs heetten, plukten. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zei toen tegen ons:“


„Verzamel de zwarte, die zijn beter!“

had hij/zij mij geadviseerd. Ik heb hen/hem/haar


„Heb jij ook ooit schapen gehoederd?“

heb ik gevraagd.


„Is er een profeet die nog nooit schapen heeft gehoederd?“

antwoordde hij.“ [Buhari, Et’ime 50, Enbiya 29, Muslim, Eşribe 163, (2050).]


UITLEG:


1.

Merrü’z-Zahrân is de naam van een plaats die op een dagreis van Mekka verwijderd ligt.


2.

De commentatoren,

„Heb je schapen gehoederd?“

van de vraag

„Heb je schapen gehoederd dat je weet dat de zwarte variant van de kebâs-vrucht beter is?“

Ze geven aan dat het zo is. Uit deze uitspraak blijkt dat kebâs niet wordt verbouwd en niet in de markten wordt verkocht, maar dat het in de bergen spontaan groeit en dat herders het kennen en ervan profiteren. Desalniettemin geven taalkundigen aan dat kebâs ook door mensen, kamelen en zelfs schapen wordt gegeten.


3.

Uit deze overlevering hebben geleerden afgeleid dat het geoorloofd is om de vruchten van bomen te eten die onbezorgd in de bergen groeien.


4.

De geleerden geven de volgende verklaring voor de wijsheid achter het feit dat profeten, voordat ze profeten werden, herders waren:


„Het hoeden van schapen dient als oefening en ervaring opdoen voor het leiden van een gemeenschap. Door met schapen om te gaan, ontwikkelen zich gevoelens van geduld en mededogen. Want door de schapen te hoeden, ze na het uitspreiden te verzamelen, ze van de ene weide naar de andere te leiden en ze te beschermen tegen vijanden zoals wilde dieren en dieven, leren ze geduld. Ze leren de verschillen in karakter, de zwakheden en de behoefte aan samenhorigheid van de schapen kennen, en ondanks deze verschillen en zwakheden, leren ze dat de schapen in grote verdeeldheid kunnen raken. Op deze manier raken ze gewend aan geduld met de gemeenschap, begrijpen ze de verschillen in niveau en de diversiteit in karakter, verzoenen ze de verdeelden, zijn ze mededogend met de zwakken en behandelen ze hen goed. Uiteindelijk is het veel gemakkelijker om de moeilijkheden van dit werk te verdragen dan wanneer ze er zonder ervaring ineens mee worden belast. Deze deugd is immers geleidelijk verworven door het hoeden van schapen.“


„In dit verband wordt met name de schaap genoemd. Want die is zwakker dan de andere dieren en verspreidt zich gemakkelijker dan kamelen of runderen. Het bijeenbrengen van de grotere dieren is, zoals gebruikelijk, gemakkelijker. Maar hoewel schapen zich gemakkelijker verspreiden, zijn ze ook sneller te verzamelen en te controleren dan de andere dieren.“


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Schreibe einen Kommentar

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag