Beste broeder,
Wespengeweld,
Het is een onderdeel van onze natuur en onze aanleg. Het komt onverwacht en ongewild; soms stoort het ons, soms maakt het ons wakker, waarschuwt het ons. Soms komt het in verband met geloof en overtuiging; en het zaait twijfels in ons. Het drijft ons tot onderzoek en het vinden van de waarheid. Soms komt het tijdens het gebed, in de vorm van een herinnering die niets met het gebed te maken heeft; het verstoort onze rust en nederigheid tijdens het gebed. Soms komt het weer in verband met het gebed, in de vorm van het idee dat er iets ontbreekt in het gebed; en wij raken gegrepen door het idee dat er een gebrek is in ons gebed. Soms komt het tijdens het rituele wassen en denken we dat er een droog plekje is op onze lichaamsdelen en wassen we onze ledematen steeds opnieuw. Soms komt het in de vorm van een overdreven nauwgezetheid op het gebied van reinheid; en we blijven maar onze kleding, de plaatsen waar we zitten en opstaan onderzoeken.
Er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen. Maar laten we gerust zijn: de mens is niet zonder innerlijke strijd; innerlijke strijd is onlosmakelijk verbonden met de mens. Want we zijn geen engelen! We bevinden ons in een wereld van beproeving. We hebben te maken met de duivel.
Overdreven twijfelen aan onmogelijke dingen en dit tot een ziekte maken, is een vorm van obsessie, een overdreven gevoeligheid. Laten we deze overdreven obsessie geen kans en gelegenheid geven; laten we er geen aandacht aan besteden. Overdreven obsessie is een echte ziekte. Maar deze ziekte is te behandelen. Sterker nog, de behandeling ligt in zekere zin in onze eigen handen, in onze eigen prestaties. In de Eenentwintigste Woord legt Üstad Bedîüzzaman Hazretleri uit hoe een dergelijke overdreven obsessie te behandelen is. Over dit soort obsessie zegt Bedîüzzaman Hazretleri in één zin:
“
(Waanideeën)
Hoe meer je het belang ervan onderkent, hoe groter het wordt; als je het belang ervan niet onderkent, sterft het uit. Als je het met een groot respect bekijkt, groeit het; als je het klein ziet, krimpt het.“
1
Het antwoord op overdreven dwanggedachten ligt dus in onze eigen handen, in onze eigen aanpak. Wanneer de dwanggedachten te veel stoorn, moeten we de fundamentele maatstaven van ons geloof als voldoende beschouwen en onze dwanggedachten de stille mond doen. Bijvoorbeeld, als we ons voor het wassen van onze handen verzamelen, onze broekspijzen en mouwen opstropen en ervoor zorgen dat we niet spetteren, dan moet ons hart dit als voldoende beschouwen. Als het hart dit niet als voldoende beschouwt en meer nauwgezetheid eist, dan moeten we daar geen aandacht aan besteden, het negeren. Geen aandacht besteden, zodat het niet groeit. Het niet vergroten, zodat het niet groter wordt.
Zo is het ook bij het bidden. Soms komen er twijfels en wazeringen in ons op over het aantal rekatten van de gebed. Juist wanneer we de salaam gaan uitspreken, schiet ons een twijfel te binnen: heb ik vier rekatten gebeden, of drie? O jee! Is mijn gebed ongeldig geworden, of is het nog steeds geldig? Maar eigenlijk is ons gebed meestal wel compleet. Als we echter vaak met zulke wazeringen te maken hebben, moeten we er geen aandacht aan besteden, de salaam uitspreken en ervan uitgaan dat we het gebed volledig hebben voltooid. We mogen niet toelaten dat deze wazeringen een ziekte worden. Als we zo’n wazering maar één keer of heel zelden hebben, denken we erover na, en als we geen beslissing kunnen nemen, gaan we ervan uit dat we drie rekatten hebben gebeden – want daar is zekerheid over – en bidden we nog een rekat en doen we de sehiv-sajda (de verontschuldigings-sajda).
Men wordt niet ter verantwoording geroepen voor de gedachten en gevoelens die in de geest en het hart opkomen, en er rust ook geen verantwoordelijkheid op hen. Pas wanneer deze gedachten en gevoelens een negatieve invloed hebben op geloof en daden, is er sprake van schade.
Voetnoten:
1. Bedîüzzaman, Sözler, blz. 248.
Klik hier voor meer informatie:
Wat is obsessie en wat zijn de oorzaken?
Met vrede en gebed…
Islam in vraag en antwoord