Dus, hoeveel bezittingen moet je hebben om de zakaat verplicht te hebben?
Beste broeder,
Dit hangt af van de soort bezittingen waarop de zakaat wordt berekend en de tijd. Iemand die, naast zijn behoeften en schulden, bezittingen ter waarde van de nisab heeft, kan dit berekenen op basis van de waarde van goud en vervolgens de zakaat betalen.
Dat komt neer op 2 gram goud per 80 gram.
kan worden gedaan door middel van.
Om verplicht te zijn tot het betalen van zakaat, moet iemand vrij, volwassen en moslim zijn; en hij moet, naast zijn schulden en essentiële behoeften, een jaar lang bezit hebben van een hoeveelheid vermogen die de nisap-grens overschrijdt. De nisap-grenzen verschillen afhankelijk van het type contant geld en goederen waarop zakaat van toepassing is.
De bezittingen waarvoor ze zakaat moeten betalen, zijn van vijf soorten.
. Geld; goud, zilver en contant geld vallen in deze categorie. Mijnbouwproducten en schatten; handelsgoederen; landbouwproducten en vruchten; volgens de meerderheid ook gezelschapsdieren; volgens de Maliki-school ook dieren die meer dan de helft van het jaar in een stal worden gehouden.
De nisap (minimumwaarde) voor deze bezittingen die iemand verplicht om zakaat te betalen, is als volgt:
a. Contante middelen:
Goud, zilver en contant geld.
De nisab voor goud is twintig miskal of twintig dinar. De dinar is de gemoneteerde (geslagen) vorm van de miskal en bedraagt volgens de religieuze maat ongeveer 4 gram, en volgens de gebruikelijke maat 4,8 gram. De nisab voor zilver is 200 dirham, wat overeenkomt met 560 gram volgens de religieuze dirham-maat en 640 gram volgens de gebruikelijke maat. Of goud of zilver onderworpen is aan zakaat (islamitische armoedebelasting) wordt niet beïnvloed door de vorm waarin het zich bevindt: geld, sieraden of huishoudelijke voorwerpen. De nisab voor papiergeld en muntgeld wordt ook berekend op basis van goud, omdat goud de basis is in transacties. Zo was goud de basis van het geld onder de mensen van Mekka in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem). Ook bij het bepalen van de diyah (bloedgeld) wordt goud als maatstaf gebruikt. Mensen die geld wisselen, gebruiken in elke plaats de goudprijs als basis voor de lokale valuta. Met andere woorden, bij het bepalen van de koopkracht van verschillende soorten geld wordt altijd goud als referentiepunt genomen.
(Ibn al-Humaam, Fath al-Qadir, I, 519-525; Ibn Abidin, Rid al-Muhtar, II, 36-38; al-Maydani, al-Lubab, I, 148 e.v.; al-Shirazi, al-Muhażżab, I, 157 e.v.; Ibn Qudama, al-Mughni, III, 1-16; az-Zuhayli, al-Fiqh al-Islami wa Adillatuh, II, 759).
Bewijzen waarop de Nakid-nisap is gebaseerd:
Van Ali is overgeleverd dat hij zei dat de Profeet (vrede zij met hem) het volgende zei:
„Als je tweehonderd dirham aan zilver bezit en er een jaar over heen is gegaan, dan moet je daar vijf dirham aan zakaat voor betalen. Voor goud geldt niets, tenzij je twintig dinar bezit. Als je twintig dinar aan goud bezit en er een jaar over heen is gegaan, dan moet je daar een halve dinar aan zakaat voor betalen.“
(al-Shawkani, Nayl al-Awtar, IV, 138).
Abu Sa’id al-Khudri heeft de volgende hadith overgeleverd:
„Er is geen zakaat verschuldigd over minder dan een bess vesak (1 ton) dadels. Er is geen zakaat verschuldigd over minder dan vijf ukiyye (200 dirhem) zilver. Er is geen zakaat verschuldigd over minder dan vijf kamelen.“
(al-Shawkani, ibid., IV, 126, 138).
Volgens de meerderheid van de islamitische juristen worden goud en zilver bij elkaar opgeteld om de nisab te bereiken. Als iemand bijvoorbeeld honderd dirham zilver en vijf miskal goud bezit, wat qua waarde gelijk staat aan honderd dirham zilver, dan is daarover zakaat verschuldigd. Deze worden als één soort beschouwd.
Volgens de Shafi’itische stroming
dan kunnen ze niet aan elkaar worden toegevoegd. Het zijn aparte soorten, zoals kamelen en runderen. Echter, in de huidige tijd is de eerste mening, die stelt dat verschillende valuta’s wel aan elkaar toegevoegd mogen worden voor het berekenen van de zakaat, beter toepasbaar.
b. De zakaat-drempel voor mijnbouwproducten en schatten:
Het woord „mijn“ (maden) is afgeleid van de wortel „adn“ en betekent in de woordenboeken: een vaste woonplaats. Als term omvat het alles wat in de grond is gecreëerd, buiten de grond, waardevol is en uit de grond wordt gewonnen.
Goud, zilver, koper, ijzer, lood, kalk, gips
zoals. De grafmonumenten die door de ongelovigen in de grond zijn geplaatst.
„schat“
wordt genoemd.
Rikâz
is een term die zowel mijnbouw als grondstoffen omvat.
(Ibn al-Humaam, Fath al-Qadir, I, 537-543; Ibn al-Asir, al-Nihaya, III, 82; Ibn Qudama, al-Mughni, III, 23)
De schat, die kenmerken vertoont die wijzen op een islamitische oorsprong,
„Lukata“
wordt beheerst door de bepalingen van.
Volgens de Hanafi-school,
Metaal en schatten die in vuur kunnen smelten, zijn onderhevig aan een vijfde zakaat. De Profeet zei:
„Op mijnbouw en schatten (rikâz) geldt een vijfde als zakaat.“
(Bukhari, Musakat, 3, Zakat, 66; Abu Dawud, Lukata, Imara, 40, Diya, 27; Muslim, Hudud, 45, 46; Tirmidhi, Ahkam, 38; Malek, Muwatta‘, Zakat, 9)
De Shafi’itische, Maliki’itische en Hanbali’itische stromingen beschouwen rikaz alleen als schat en stellen dat metalen zoals goud en zilver onderworpen zijn aan een zekât van een veertigste.
(Ibn Rusd, Bidâyetül-Müctehid, I, 250; el-Fıkhul-İslâmî ve Edilletüh, II, 778 e.v.).
Volgens de Hanafi-school
Bij mijnbouw en schatten geldt er geen nisab (minimum bezitwaarde), maar wordt er een vijfde zakaat (islamitische karitatieve belasting) geheven over het totale bedrag dat uit de grond wordt gewonnen, en dit wordt verdeeld volgens de regels voor buit. Zij baseren zich op de algemene betekenis van de hadiths (overleveringen van de profeet Mohammed) over rikaz (mijnbouw en schatten) om te beweren dat er geen nisab vereist is.
Imam Shafi’i, Imam Malik en Imam Ahmad ibn Hanbal daarentegen,
Ze stellen ook voor mijnen een nisab (minimumbedrag) vast en beschouwen het deel dat onder dit bedrag blijft als vrijgesteld van zakaat. Hierbij is de nisab het bedrag dat de waarde van de gewonnen grondstoffen moet bedragen, gelijk aan het geldelijke nisabbedrag. Het bewijs dat ze hiervoor aanhalen, is de algemene betekenis van de hadiths over de nisab van goud en zilver.
(al-Shawkani, ibid., IV, 126, 138; Seyyid Sabik, Fiqh al-Sunnah, Cairo, n.d., I, 316; al-Qaradawi, Fiqh al-Zakat, vert. Ibrahim Sarmış, Istanbul 1984, I, 453).
Met uitzondering van de Maliki’s
Volgens drie stromingen binnen de islam kunnen mijnen privébezit zijn. Volgens de Maliki-school echter, behoren alle mijnen, behalve die van de ongelovigen die via een vreedzame overeenkomst tot de islamitische staat zijn toegetreden, toe aan de staat, en worden de inkomsten ervan besteed aan de doelen van de zakaat (islamitische armoedebelasting).
(ez-Zühaylî, ibid., II, 778, 779).
c. De nisab voor handelsgoederen:
Arz, meervoud urûz;
Het omvat alle soorten handelsgoederen, met uitzondering van goud, zilver en alle soorten muntgeld en papiergeld.
Goederen, onroerend goed, diersoorten, landbouwproducten, kleding, stoffen en soortgelijke zaken die in het bezit zijn met het oog op handel, dat wil zeggen om te kopen en te verkopen.
urûz
is een voorbeeld daarvan.
Naast de tijd die moet verstrijken, moeten deze goederen ook een waarde bereiken die gelijk staat aan de nisab van goud of zilver om in aanmerking te komen voor zakaat. Bij de waardering worden de gangbare prijzen in de plaats waar het goed zich bevindt, als basis gebruikt.
(ez-Zeylaî, Nasbu’r-Raye, II, 375-378).
Tegenwoordig wordt iemand beschouwd als eigenaar van een nisab-hoeveelheid goederen als de waarde van zijn handelsgoederen gelijk is aan 20 miskal (96 gram) goud en aan de andere voorwaarden wordt voldaan. In dat geval moet hij een dertigste van zijn bezittingen aan zakaat afdragen. Zilver heeft een aanzienlijk verlies aan koopkracht ten opzichte van goud ondergaan en is daarom geen geschikte maatstaf meer voor het bepalen van de nisab van handelsgoederen. De zakaat op handelsgoederen kan worden betaald in de vorm van de goederen zelf, maar ook in de vorm van de waarde ervan.
(al-Kāsānī, ibid., II, 21; Ibn Qudāma, al-Mughnī, III, 31).
d. De minimumhoeveelheid voor landbouwproducten en fruit:
Landbouwproducten en fruit, afhankelijk van of ze met regenwater of door middel van irrigatie worden bewaterd.
is onderworpen aan de zakaat van een tiende of een twintigste.
. Deze zakaat
„tiende“
wordt genoemd.
Volgens Abu Hanifa
Bij landbouwproducten is er geen nisap. Ze groeien uit de grond met menselijke inspanning.
tarwe, gerst, rijst, sorghum, watermeloen, aubergine, suikerriet
Zoals bij de opbrengsten van land dat voor de tiende is bestemd, is er, ongeacht de hoeveelheid, een tiende (zakat) verschuldigd. Het bewijs hiervoor is de algemene betekenis van de verzen en hadiths over dit onderwerp.
„Geef de armen hun recht bij de oogst van de landbouwproducten.“
(Al-An’am, 6/141);
„Besteed een deel van wat jullie hebben verdiend en wat wij jullie uit de grond hebben gegeven, aan goede doelen, en besteed alleen hetgeen dat halal en rein is.“
(Al-Baqara, 2/267).
In de hadith staat het volgende:
„Er is tienden verschuldigd over wat de aarde voortbrengt.“
(ez-Zeylaî, ibid., II, 384).
Volgens Abu Yusuf en Imam Muhammad is de nisab voor landbouwproducten 1 ton. Op granen die minder dan 1 ton (5 vesak) wegen en op groenten die niet langer dan een jaar bewaard kunnen blijven, is geen tiende (zakat) verschuldigd.
De Shafi’itische, Maliki’tische en Hanbali’tische stromingen.
Sommige stromingen beschouwen 5 vesak als de nisap-hoeveelheid voor landbouwproducten. Er zijn echter meningsverschillen tussen de verschillende stromingen over de berekening van de vesak-hoeveelheid.
(al-Kāsānī, ibid., II, 57-63; al-Šīrāzī, al-Muhażżab, I, 156 e.v.; Ibn Qudāma, ibid., II, 690-695; Ibn al-Hummām, Fath al-Qadir, II, 2 e.v.; az-Zuhaylī, ibid., II, 802 e.v.).
Het bewijs voor deze nisab is te vinden in de woorden van de Profeet Mohammed;
„Er is geen zakaat verschuldigd over minder dan vijf vesak (een ton) gedroogde dadels.“
(al-Shawkani, ibid., IV, 126, 138, 141)
is een hadith.
e. De zekât-drempel voor dieren:
Kamelen, runderen en schapen,
is onderworpen aan de zekât. In tegenstelling tot Abu Yusuf en Imam Mohammed, Abu Hanifa
paarden
ook vindt hij het geven van zakaat (islamitische armoedebelasting) noodzakelijk. Het principe dat paarden geen zakaat hoeven te betalen, tenzij ze voor de handel worden gebruikt, is de basis van de fatwa (islamitische juridische uitspraak).
De zekât-drempel voor een kameel is vijf.
In de hadith staat het volgende:
„Er is geen zekât verschuldigd over minder dan vijf kamelen.“
(al-Shawkani, ibid., 126, 138).
Bij vijf kamelen wordt één schaap als zakaat gegeven, bij tien kamelen twee schapen en bij vijftien kamelen drie schapen.
(al-Kâsânî, ibid., II, 31 e.v.; Ibn al-Hümâm, ibid., I, 494 e.v.; al-Šîrâzî, al-Mühezzeb, I, 145 e.v.).
De nisab van een stier
Dit wordt bepaald in de volgende hadith, die van Muaz ibn Jabel (overleden 18/639) is overgeleverd:
„Hazrat Muaz zei het volgende:
De Profeet (vrede zij met hem) stuurde mij naar Jemen en beval mij om als zakaat van elke dertig stuks vee een tweejarig vrouwtje of mannetje te nemen; van veertig stuks vee een driejarig vrouwtje; en van elk beest dat een last draagt, een dinar of kledingstuk van gelijke waarde.
(Tirmidhi, Humus, 1966, II, 388; Ibn Majah, Sunan, I, 577).
Volgens deze regel zijn minder dan dertig stuks rundvee vrijgesteld van zekât.
De nisab voor schapen en geiten is veertig.
In een kleinere hoeveelheid zit geen zakaat. De overlevering van Anas (ra) uit de brief van Abu Bakr is hier het bewijs voor:
„Op veestapel van veertig tot honderdtwintig schapen en geiten is één schaap of geit als zakaat verschuldigd. Op veestapel van honderdtwintig tot tweehonderd zijn twee schapen of geiten verschuldigd; op veestapel van tweehonderd tot driehonderd zijn drie schapen of geiten verschuldigd.“ (Tirmidhi, Sunan, II, 387; Ibn Majah, Sunan, I, 574, 577).
Er is geen verschil van mening over het feit dat er zakaat verschuldigd is over paarden die voor de handel worden gebruikt. Wat paarden betreft die niet voor de handel worden gebruikt…
Volgens Abu Hanifa,
Ook op deze dieren is zakaat verschuldigd. De eigenaar is vrij om te kiezen: hij kan een dinar per paard geven, of hij kan de waarde van het paard bepalen en vijf dirhem geven voor elke tweehonderd dirhem, zoals bij handelsgoederen. In een hadith staat:
„Voor elk paard dat gedurende het grootste deel van het jaar op de weide wordt gehouden, is er een zekât van één dinar of tien dirhem verschuldigd.“
(ez-Zeylaî, Nasbü’r-Râye, II, 357 e.v.; İbnül-Hümâm, age, I, 502).
Behalve graangewassen en vruchten mogen verschillende soorten niet worden samengevoegd om het minimum bezit te bereiken. Dieren worden in drie categorieën verdeeld: kamelen, runderen en schapen. Een soort mag niet aan een andere worden toegevoegd. Vruchten mogen ook niet aan elkaar worden toegevoegd. Gedroogde dadels mogen niet worden toegevoegd aan gedroogde druiven, pistachenoten of hazelnoten. Handelsgoederen mogen echter wel worden toegevoegd aan contant geld, en contant geld aan handelsgoederen, om het minimum bezit te bereiken.
(Ibn Kudama, ibid., II, 730).
(Şamil İA)
Met vrede en gebed…
Islam in vraag en antwoord