Tijdens bepaalde periodes, zoals rondom nieuwjaar en feestdagen, ontvangen we geschenken/cadeaus in de vorm van diverse relatiegeschenken (kalenders, agenda’s, etc.). Wat is de regelgeving rondom het aanvaarden hiervan, wordt het beschouwd als omkoping?

Vraagdetails

In welke situaties is sprake van omkoping, en kunt u mij gedetailleerde informatie over omkoping geven?

Antwoord

Beste broeder,


Het is niet gepast om een geschenk te kopen dat specifiek voor niet-moslims is bedoeld. Bijvoorbeeld een kalkoen als kerstcadeau.

Geschenken die niet aan deze voorwaarde voldoen, mogen worden aangenomen als het om een geschenk gaat, maar niet als het om een steekpenning gaat.


Wat betreft de vraag hoe we kunnen onderscheiden of de aangeboden geschenken bedoeld zijn als geschenk of als steekpenning:

Tegenwoordig zijn sommige zaken die als rechtmatig en toegestaan worden beschouwd, zozeer misbruikt en van hun oorspronkelijke betekenis vervreemd, dat ze bijna onlosmakelijk met het verbodene verweven zijn geraakt. Bovendien zijn sommige verboden handelingen, zoals rente en steekpenningen, die onze religie categorisch afwijst, zo uitgebreid en vertakt, dat ze samen met toegestane handelingen worden beschouwd.

Het is echter zeer moeilijk om dergelijke zaken te onderscheiden en ze te onderzoeken in relatie tot hun plaats, tijd en situatie. Daarom is het van essentieel belang om bij het oplossen van een probleem met goede intenties te handelen en naar het stemmetje van het hart te luisteren.


Omkoping

Onze woordenboeken beschrijven de ramp als volgt:

„Het is een vergoeding of geschenk dat aan een ambtenaar wordt gegeven om hem tot het verrichten van een rechtmatige of onrechtmatige daad te bewegen.“

Zoals in deze korte verklaring te zien is, is een steekpenning in principe een geschenk dat aan een ambtenaar wordt gegeven.

Er zijn twee redenen waarom iemand een ambtenaar aanmoedigt om omkoping te plegen: een materiële en een morele. De eerste en belangrijkste is:

dat de ambtenaar weinig religieuze gevoeligheden heeft,

Het gebrek aan of de zwakte van het vrees voor God in zijn hart. Want iedereen erkent dat een steekpenning geen legitieme winst is, maar een verboden en onrechtmatige bron van inkomsten. Een ambtenaar die niet naar de stem van zijn geweten luistert, die de stem van zijn hart niet hoort, kan zich, nadat hij aan deze „ziekte“ is toegeweid, niet meer redden.

Een andere reden waarom een ambtenaar met een gebrek aan moreel besef omgekocht kan worden, is van materiële aard.

Mensen wier levensomstandigheden verslechteren en die met armoede te kampen hebben.

De ambtenaar, die met zijn salaris nauwelijks in zijn essentiële behoeften kan voorzien, richt zijn blik op de portemonnee van de burger, met de door hemzelf gerechtvaardigde argumenten, afhankelijk van de situatie van de functie die hij bekleedt. Als hij eenmaal aan dit „uit de lucht gevallen“ „inkomen“ gewend is geraakt, beschouwt hij het na verloop van tijd zelfs als zijn recht.

Er zijn twee redenen waarom de ambtenaar in deze situatie terecht is gekomen.

Een keer

De overheid moet een ambtenaar een salaris betalen dat voldoende is om in zijn behoeften te voorzien, rekening houdend met de huidige omstandigheden. Dit om te voorkomen dat de ambtenaar in zo’n slechte situatie terechtkomt.

Ten tweede

De ambtenaar zelf moet, naar rato van zijn mogelijkheden, zuinig en bescheiden leven en geen aandacht besteden aan zo’n „vervloekte“ belasting. Ambtenaren die de vrees van God in hun hart hebben, handelen op deze manier.

Tegenwoordig beschouwen sommige ambtenaren, rekening houdend met de zwaarte van hun werk, de omvang van hun verantwoordelijkheid en de positie die ze bekleden, omkoping als iets vanzelfsprekends. Zelfs als ze geen omkoping ontvangen, vertragen ze de zaken van de burger of doen ze deze helemaal niet.

Dit is de psychologische kant van de zaak.

Ondanks al het voorgaande, heeft de staat een bepaald salaris voor zijn ambtenaren vastgesteld. Het enige recht dat zij hebben, is het salaris dat hen is toegekend. Alles wat daarbuiten valt, zoals ambtenaren die onder verschillende voorwendselen iets van het volk eisen of ontvangen, is geen rechtmatig recht, maar, ongeacht de naamgeving, niets anders dan corruptie.

Zoals vermeld in vers 188 van Soera Al-Baqarah


„Eet elkaars bezittingen niet op door onrechtmatige middelen.“

De uitspraak, die vertaald kan worden als „een verbod op het aanbieden van een steekpenning“, is een goddelijk gebod om steekpenningen te weigeren. De Profeet (vrede zij met hem) verklaarde dat zowel degene die de steekpenning aanneemt als degene die hem geeft, de vloek van God zullen over zich heen halen.1 De Profeet (vrede zij met hem) zag ook bepaalde zaken bij een ambtenaar die belast was met het innen van zakaat…

„cadeau“

Toen hij hem op deze manier aan zijn eigen kant wilde trekken, zei hij het volgende:


„Het vreemde is, als die man (niet als ambtenaar van de belastingdienst) bij zijn vader of moeder zou wonen, zou hij dan wel of niet geschenken krijgen? Dan zou hij het wel zien.“

2

Na deze woorden kondigde de Profeet (vrede zij met hem) aan dat zulke mensen in het hiernamaals met een grote straf zouden worden beboezeld.

De kinderen begroeten kalief Omar ibn Abd al-Aziz met schalen vol appels in hun handen. De aanwezigen herinneren hem eraan dat kalief Abu Bakr en Omar geschenken hadden aangenomen en verzoeken hem de aangeboden geschenken te accepteren. De verheven kalief antwoordt als volgt:


„Een geschenk is voor hen een geschenk, maar voor de ambtenaren die na hen komen, is een geschenk een steekpenning.“

3

Maar, net als bij het liegen, is er ook bij het nemen van een steekpenning een uitzondering, zoals we al aangaven. Want er zijn situaties waarin iemand, om grotere onrechtvaardigheden te voorkomen, gedwongen kan worden om te geven wat de ambtenaar aandringend eist. Iemand die, ondanks het volgen van alle wettelijke wegen, de onrechtvaardigheid of onderdrukking die hij heeft ondergaan niet kan wegnemen, kan te maken krijgen met het niet terugkrijgen van zijn onrechtmatig afgenomen bezittingen of het niet kunnen opeisen van zijn rechtmatige eigendom. In dit verband zegt de overleden Ibn Abidin het volgende:


„Iets dat iemand geeft aan een tirannieke leider om zich en zijn bezittingen te beschermen tegen zijn onderdrukking, of om zijn recht te verkrijgen, wordt niet beschouwd als een steekpenning.“

4

Iemand die door een dergelijke grote noodzaak gedwongen wordt om een steekpenning te betalen,

„Noodsituaties maken het verbodene toegestaan.“

Volgens de regel is hij niet verantwoordelijk. Maar voor degene die het ontvangt, is het nog steeds een steekpenning, het is haram (verboden). Bovendien mag degene die op deze manier zijn recht verkrijgt, bij het uitvoeren van deze taak geen ander benadelen of zijn rechten schenden.


Overigens is het belangrijk om onderscheid te maken tussen een steekpenning en een geschenk.

Een geschenk dat als steekpenning wordt beschouwd, wordt door de burger aan de ambtenaar gegeven voordat de dienst is verleend. De ambtenaar gebruikt het om zijn werk, rechtmatig of onrechtmatig, te verrichten, en beschouwt het als een middel of instrument. Een geschenk daarentegen is iets dat wordt gegeven zonder enige materiële of immateriële tegenprestatie, zonder dat iets wordt verwacht. Degene die het geschenk geeft, heeft geen intentie om er iets voor terug te krijgen, noch voelt hij zich verplicht tegenover degene aan wie hij het geeft. Het komt volledig uit het hart, uit vrije wil.

Stel bijvoorbeeld dat een postbode een brief of een telegram aan een burger brengt. De burger, die blij is met het goede nieuws, roept spontaan tegen de postbode:

„fooien, geschenk“

onder die naam iets geven. Hier zal de ambtenaar de brief sowieso brengen, ongeacht of die persoonlijkheid dat geld wel of niet geeft. Daarom kan men niet zeggen dat dit geld onder de noemer van omkoping valt.


Anderzijds,

Een geschenk dat aan een ambtenaar wordt gegeven nadat de gewenste taak is voltooid, wordt ook niet als steekpenning beschouwd. Ibn Abidin geeft hierover de volgende mening:


„Als iemand zijn zaken bij de sultan geregeld krijgt via een tussenpersoon, en nadat de zaken geregeld zijn, iets als een geschenk aan die tussenpersoon geeft, dan is dat geen steekpenning. Maar als hij vóór het regelen van de zaken al om een geschenk vraagt, dan is dat haram (verboden).“

Een soortgelijke fatwa vinden we ook in el-Feteva’l-Hindiyye. Daarin staat het volgende:


„Het is toegestaan om iemand die iets verloren heeft gevonden een geschenk of een liefdadigheidsgift te geven, en het is ook toegestaan voor die persoon om dit te accepteren.“

5

Maar deze mogelijkheid tot uitzondering mag niet te ruim worden opgevat. In dergelijke zaken kan men echter wel van dergelijke fatwa’s gebruikmaken om een oplossing te vinden. Deze tonen aan dat de islam altijd redelijke en gemakkelijke aspecten kent en mensen niet in de problemen brengt.


Voetnoten:

1. Ibn Mace, Ahkam: 2.

2. Al-Bukhari, Hiba: 15.

3. Umdetu’l-Karî, 13: 154.

4. Reddü’l-Muhtar, 5: 272.

5. el-Feteva’l-Hindiyye, 4: 404.


(zie Mehmet PAKSU, Helal-Haram)


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Schreibe einen Kommentar

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag