Kunt u de hadith van de Profeet Mohammed uitleggen: „De islam begon als een vreemde religie, en zal terugkeren naar die oorspronkelijke staat. Gelukkig zijn de vreemdelingen!“?

Antwoord

Beste broeder,



De islam begon als een vreemde zaak, en zal ook zo weer eindigen. Gelukkig zijn de vreemdelingen.

!” (1)


„Arme kerel“


ver weg

dat betekent. Omdat de zon van ons wegtrekt en verdwijnt.

„De zon ging onder.“

wordt gezegd.

Gurbet,

Het is een afwijken van het vaderland. In de groep is er sprake van verdwijnen, weggaan, zich terugtrekken in een hoekje. Omdat de woorden niet begrepen worden, omdat ze te ver van het begrip verwijderd zijn.

„vreemd“

wordt genoemd.(2)



„Arme kerel“

iemand die niet bij zijn eigen gemeenschap, stam hoort, die niet in zijn eigen streek verblijft.

De eerste moslims waren vreemdelingen, zelfs in hun eigen land en onder hun eigen volk. De tegenstelling tussen ongeloof en geloof, licht en duisternis, zien en blindheid (3), weten en onwetendheid was zo groot en fundamenteel, dat er een afstand, ja zelfs een tegenstelling bestond tussen hen en de anderen, ongeacht de geografische locatie.


De geleerden zijn vreemdelingen in de onwetende meerderheid.

(4) De gelovigen, die in de minderheid zijn, zijn vreemdelingen te midden van de veelheid aan ongelovigen. Goede daden en goede mensen zijn vreemd te midden van de overvloed aan kwaad en slechte mensen. Vroomheid en goede werken zijn vreemd te midden van ongoddelijkheid, rebellie en grote zonden.

In zo’n slechte omgeving en tijd is het belang van geloof en goede daden enorm. Hoe meer goddeloosheid, zonden, kwaad en rebellie in de omgeving heersen, hoe waardevoller het geloof, de goede daden en de vroomheid van de gelovige die daarin kan overleven worden. In een samenleving waar de kennis van de islam en het geloof verdwenen is (5), waar weinig of geen gelovigen en moslims meer zijn…

„vreemd“

Dit zal de beloning van de daden zo veel mogelijk vergroten. In een samenleving waar de gelovige vernederd en veracht wordt, de zondaar verheven wordt en de zonde wijdverbreid is, is de waarde van geloof en daden enorm. Daar is de religie vreemd, de gelovigen zijn vreemdelingen.


Volgens deze hadith:


a)

De islam is op een vreemde manier begonnen. Het begin wordt beschreven in geschiedenisboeken. Degenen die dit in gang hebben gezet, zijn in die zin ook vreemd.


b)

Toen verscheen de Islam als golven van de zee (6), de waarheid, het geloof en de goddelijke wetten werden overweldigend. Er zal een tijd komen dat de Islam terugkeert naar zijn oorspronkelijke staat, en vanwege het gebrek aan begrip en de niet-heersende wetten in de samenleving, zal hij een vreemde positie in de samenleving innemen.

De wijdverbreide aanwezigheid van deze negatieve houding, samen met de wortelgeschoten ketterijen en de mentaliteit van de Jahiliyyah, zal leiden tot een algemene verval in de samenleving. Zoals de periode van de eerste ‚gari’s‘ (degenen die in de beginjaren van de islam werden vervolgd), is nu ook de periode van de laatste ‚gari’s‘ aangebroken. Wat de polytheïsten in de beginjaren van de islam aan de Sahaba (de metgezellen van de Profeet) aandoeiden – vernederingen, onderdrukkingen, minachting en verwaarlozing – zal zich in deze periode opnieuw manifesteren. De samenleving zal proberen hen het recht op leven te ontzeggen en hun geloof, ideeën en levensvisie uit te roeien.

Zoals zonden, rebellie en goddeloosheid in de eerste periode, toen de armen leefden, wijdverbreid waren, zo zal in deze tweede periode, in een samenleving die de naam moslim draagt, de mentaliteit van zondaars, goddelozen en slechte mensen overheersen.

Net als in de vroege periode, vinden we in deze negatieve omgeving, binnen de vervallende gemeenschap, een kleine groep uitzonderlingen. Ondanks hun geringe aantal ten opzichte van de meerderheid, blijven zij vasthouden aan hun geloof. Ze bewandelen een andere weg dan de meute, hun denkwijze, hun kijk op het leven en hun inzichten verschillen van die van de anderen. Het lijkt alsof ze niet tot die gemeenschap behoren. Ze ondergaan alle vormen van marteling met geduld, want ze hebben de kracht niet om weerstand te bieden. Ondanks hun materiële nederlaag en veroordeling, zijn ze geestelijk sterk. Ze houden zich vast aan hun religie. Ze geven geen concessies op hun geloof en hun levenswijze. Dit zijn degenen die aan het einde van de gemeenschap komen.

„ğuraba“

is.


De laatste armzaligen

De Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft in de hadithboeken, in de delen over fitna (verwarring, onrust), beschreven welke slechte dingen zouden gebeuren in de verdorven samenlevingen waarin hij leefde, en hij heeft zijn gemeenschap daarvan op de hoogte gesteld. Zoals de metgezellen in de eerste periode van de islam door fitna werden geteisterd, zo zal fitna ook aan het einde van de tijd van de gemeenschap een grote rol spelen.


De laatste armen

Die tijd zal net als de tijd van de eerste moslims zeer zwaar, gevaarlijk en vol onrust zijn. De Profeet (vrede zij met hem) heeft ons in grote lijnen een beeld gegeven van die tijd.

In deze periode van corruptie, die de Profeet van Allah in verschillende vormen en op verschillende tijdstippen aan ons heeft voorgeschilderd, zal het, in zekere zin, terugkeren naar de oorspronkelijke staat. De vrome zullen, vanwege de moeilijkheden die zij ondervinden, in de beloning van hun daden aan hen gelijken.

Maar er is een belangrijk verschil tussen de eerste en de laatste vreemdelingen.

De Eerste Arme Mensen

ze hebben gestreden in een polytheïstische samenleving. In de laatste tijd gekomen

de laatsten der armen

In de tijd van de corruptie van de gemeenschap zullen zij strijden in een verdorven islamitische samenleving. De taak van de latere ‚gariib‘ (degen die in de woestijn leeft) is gemakkelijker dan die van de eerste ‚gariib‘. Hun inspanningen zijn geringer. Daarom is het onmogelijk voor hen om de eerste ‚gariib‘, de Sahaba, te evenaren in verdienste, goedheid en algemene deugd. Terugval na vooruitgang is niet hetzelfde als de moeilijkheid van het begin.




Bronnen:



1. el-Cami‘ li Ahkamil-Kuran IV, 172. Zie ook Sahihu’l-Müslim 232, 251. Hadith, Sunenu İbn-i Mace II, 1319 (nr: 3987, 3988).

2. el-Müfredat, blz. 359, el-Mu’cemu’l-Vasit, blz. 647; el-Kamûsu’l-Muhit I, 107-108.

In de 3e aya staat: „Zijn de blinden en de zienden gelijk?“ (Ar-Ra’d 13:16).

4. el-Cami’li Ahkamil-Kuran IV, 172; zie ook Sahihu’l-Müslim 232, 251. Hadissen, Sunenu İbn-i Mace II, 1319 (nr: 3987, 3988).

5. el-Mufredat, blz. 359; el-Kamûsu’l-Muhit I, 108. Zie ook Te’vilü Muhtelifi’l-Hadis, blz. 107-108; el-‚Acluni Ali b. Muhammed Keşfu’l-Hafa, I-II, Caïro, z.d. 887 (voor de hadith over het vreemde begin van de islam, zie hier).

6. Ramûzu’l-Ehadis, blz. 366; Sunenu İbn-i Mace II, 1331 (nr. 4015), 1339 (nr. 4036: onwetende mensen zullen spreken), 1344 (nr. 4047: kennis en de Koran, d.w.z. het begrip ervan, zullen afnemen), 1335 (nr. 4050-4052: kennis zal verdwijnen en onwetendheid zal de aarde overspoelen en heersen. Hier verwijst kennis niet naar de steeds vooruitgaande technologische en wetenschappelijke kennis, maar naar religieuze kennis). Zie ook el-Buhari, Muğire b. Berdubeh, Sahihu’l-Buhari, I-VIII, Istanbul, druk VIII, 89.


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag