Kan men alleen door te bidden naar de hemel gaan?

Antwoord

Beste broeder,

De eerste voorwaarde om naar de hemel te gaan is geloof. Ongelovigen zullen eeuwig in de hel verblijven. Gelovigen zullen, afhankelijk van hun daden, direct naar de hemel gaan of, nadat ze de straf voor hun zonden hebben ondergaan, naar de hemel gaan.

Alleen God weet of iemand die alleen maar bidt naar de hemel gaat. Maar laten we niet vergeten dat we verplicht zijn om alle geboden en verboden van God te gehoorzamen. In dat opzicht zullen onze zonden en goede daden in het hiernamaals worden afgewogen, en op basis daarvan zullen we naar de hemel of de hel gaan.

De mens, vanwege zijn vermogen tot goed en kwaad, kan zowel de hoogste als de laagste positie onder de schepselen bereiken. Aangezien de mens in zo’n natuur is geschapen, is het noodzakelijk dat al zijn daden worden vastgelegd. De bewaring van alles door God vereist de bewaring van zijn daden en handelingen. Het is noodzakelijk dat deze bewaarde daden op de weegschaal van de rechtvaardigheid worden gewogen, en dat hij dienovereenkomstig beloond of gestraft wordt.

In de volgende aya, die naar deze waarheid verwijst, staat het volgende:


„Op die dag zal de weegschaal van de daden de waarheid tonen. Wie zware weegschaaldelen heeft, zal zalig zijn. Wie lichte weegschaaldelen heeft, zal zichzelf schaden hebben toegebracht door onze tekenen te ontkennen.“

1

wijzend op het feit dat de goddelijke rechtvaardigheid in al zijn glorie zal verschijnen bij het wegen van de daden,

„God zal zeker geen onrechtpleging plegen, hoe klein ook.“

Deze waarheid wordt ook uitgedrukt in de volgende aya (2:2).

Bij het oordeel op de Dag des Oordeels zal God dus de daden van de mensen wegen en oordelen of ze goed of slecht zijn, afhankelijk van het gewicht van de goede en slechte daden. De bewering in de Lem’alar dat God op de Dag des Oordeels de daden van de mensen zal wegen met de grote weegschaal en oordeelt over de overwinning of nederlaag van de goede daden ten opzichte van de slechte, is gebaseerd op het hierboven genoemde vers.3

In al onze boeken over de geloofszaken wordt duidelijk vermeld dat het wegen van daden in het hiernamaals een waarheid is. Maar het is onmogelijk om de aard van dit wegen te beschrijven met behulp van onze wereldse maatstaven. Wat echter zeker is, is dat God de Allerhoogste de afrekening van de daden van alle mensen zo snel mogelijk zal afhandelen en hun goede en slechte daden zal onthullen.

Met betrekking tot dit onderwerp zegt Mohammed Ali as-Sabuni het volgende:


„Het afwegen van daden, van goed en kwaad, is geen onmogelijke zaak. Als de moderne wetenschap warmte, kou, wind en regen kan meten, zou de almachtige God dan niet in staat zijn om de daden van de mens te wegen?“

4

Niettemin kunnen we niets met zekerheid zeggen over hoe daden zullen worden gewogen. Want de toestand van het hiernamaals en de hemel kan niet worden uitgedrukt met de maatstaven van deze wereld. Zoals in el-Bidaye staat:


„De Mizân (de weegschaal) is iets waarmee de hoeveelheid van daden wordt vastgesteld, en de rede is niet in staat de aard ervan te kennen. Het is niet mogelijk om hem te vergelijken met gewone weegschalen. In dit opzicht is het volgen van de overlevering (de teksten in de Koran en Hadith) de veiligste weg.“

5

God zal dus zeker de daden wegen. Met een weegschaal waarvan wij de aard niet kennen, zal Hij de goede en slechte daden van de mensen wegen en Zijn geweldige rechtvaardigheid tonen. Als de goede daden overwegend zijn en de slechte daden gering, dan behoort die persoon tot degenen die gered zijn. Andersom, als de slechte daden overwegend zijn, dan verdient die persoon straf. Maar God kan, uit Zijn genade, vergeven. Wie geloof heeft, maar ook zonden heeft begaan, zal na de straf toch in de hemel terechtkomen. Hij zal de oneindige genade van God ondervinden.

Echter, uit enkele hadiths van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) begrijpen we dat het wegen van daden en het afleggen van verantwoording niet eenvoudig is. In zijn gebeden herhaalde hij vaak…

„O God, vergemelijk mij mijn verantwoording.“

zoals overgeleverd is.

Uit de hadith leren we dat de mens op die dag meer dan ooit de genade en vergiffenis van God nodig heeft, en dat hij in een moeilijke situatie zou komen te verkeren als Gods genade niet zo oneindig breed was tijdens de afrekening.6

Kortom, op die dag zal elke handeling in het register van daden tot in de kleinste details nauwkeurig worden gewogen, en zal voor iedereen een winst- en verliesrekening worden opgemaakt en de rekeningen worden afgesloten. Als de goede daden de slechte daden overtreffen, en de winst de verliezen, dan zal die persoon behoren tot degenen die gered zijn. Als de goede daden de slechte daden te kort schieten, dan zal die persoon verlies lijden.


De plicht van de gelovige is,

dat hij zulke daden verricht dat zijn goede daden zijn slechte daden overtreffen, zijn winsten zijn verliezen overtreffen, en dat hij zich dienovereenkomstig goed voorbereidt op de dag van de rechtvaardiging. En

„O God, vergemelijk mijn verantwoording.“

door tot God te smeken.


Bronnen:

1. Soera Al-A’raf, 8.

2. Nisa Soera, 40.

3. De Lems, 81.

4. Safvetü’t-tefâsir, 1/437.

5. el-Bidaye fî usuli’d-din, 92.

6. Musnad, 6/48.


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Schreibe einen Kommentar

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag