–
Kan Allah-u Teala dus, in de zin van zowel Kelam-ı Nefsi als Kelam-ı Lafzi, spreken zoals een mens, of is zoiets onmogelijk omdat Allah-u Teala in geen enkel opzicht op Zijn schepselen lijkt?
Beste broeder,
– Gods woord is, net als Zijn andere attributen, eeuwig. Dit wordt door de theologen…
„zelfgesproken woorden“
Ze hebben het zo genoemd. Dat wil zeggen, net zoals alle andere eigenschappen van God afhankelijk zijn van Zijn heilige wezen, is de eigenschap van het woord ook afhankelijk van Zijn wezen.
Met deze uitspraak wordt aangegeven dat er een verschil is tussen de werkelijke aard van de attributen en hun manifestaties en reflecties. Bijvoorbeeld, de macht van God is een werkelijkheid die inherent is aan Zijn heilige wezen –
om zo te zeggen
– een
„de kracht van de ziel“
De wezens waarin Hij zich manifesteert, zijn, wat betreft hun uiterlijke verschijning, schepselen die afgescheiden zijn van de Heilige Zelf. Zoals Gods macht niet geschapen is en niet op schepselen lijkt, zo is ook Zijn woord niet geschapen en lijkt het niet op andere woorden.
– Hieruit blijkt dat,
Kunstwerken, die het resultaat zijn van kracht, zijn niet gelijk aan de kracht zelf.
,
De woorden die de uitingen van de innerlijke stem zijn, zijn niet de innerlijke stem zelf.
– De Koran is het woord van God en niet geschapen.
Want het woord van God is niet geschapen. De geleerden van de Ahl-i Sunnet zijn het hierover eens.
(zie Abu’l-Hasan al-Ashari, al-Ibane, 1/23)
Een van de bewijzen dat de woorden van God niet geschapen zijn, zijn de volgende verzen:
„Een van de bewijzen van Zijn bestaan en Zijn eenheid is dat de hemel en de aarde door Zijn bevel in stand worden gehouden…“
(Rum, 30/25);
„Weet wel dat het recht om te scheppen en te bevelen alleen Hem toekomt.“
(Al-A’raf, 7/54)
In de eerste aya
„dat de hemel en de aarde door het bevel van Allah tot stand zijn gekomen“
Dit is benadrukt. De wil van God is Zijn woord. Het feit dat alle schepselen tot bestaan komen en in bestaan blijven door de wil van God, die Zijn woord is, is een duidelijk bewijs dat Zijn woord niet geschapen is.
Evenzo, in de tweede regel staat:
„…het is Hem die schept en Hem is het recht om te bevelen.“
In de vertaling worden schepping en gebod afzonderlijk genoemd. Met andere woorden, er wordt een verwijzing naar elkaar gemaakt. De verwijzing en degene waarnaar verwezen wordt.
(hetgeen waarnaar verwezen wordt en hetgeen waarnaar verwezen is)
Het is een wetenschappelijke regel dat bekend is dat ze niet hetzelfde zijn. Het bevel van God, dat Zijn woord is, verschilt dus van Zijn schepselen. Het woord (kalām) is dus geen geschapen ding.
(vgl. Ešārī, al-İbane, 1/63-64)
Zoals uit deze uitleg blijkt, verschilt het woord van God van het woord van de mens doordat het niet geschapen is. Vooral de Koran, die zowel qua vorm als betekenis een wonder is, toont de unieke en ongeëvenaarde dimensie van het goddelijke woord. Net zoals het onmogelijk is om de uiterlijke verschijnselen van de eigenschap van macht te imiteren, is het ook onmogelijk om de uiterlijke verschijnselen van de eigenschap van het woord, de Koran, te imiteren. Dit is slechts één aspect van de zaak.
Ten tweede,
Aangezien de geadresseerden van de Koran mensen zijn, gebruikt de Koran dezelfde woorden als mensen/Arabieren. Dit zal natuurlijk leiden tot overeenkomsten. Anders zouden de geadresseerden de boodschap onmogelijk kunnen begrijpen. Deze overeenkomsten bestaan echter alleen in afzonderlijke woorden, en niet in de betekenis die deze woorden samen vormen.
Zoals bekend,
het materiaal dat mensen gebruiken om potten te maken
met
Het materiaal dat God gebruikte om de mens te scheppen, is hetzelfde, dezelfde aarde.
Maar het verschil tussen de mens en de pottenbakker laat het verschil tussen deze twee kunst- en ontwerpdisciplines zien.
Net zoals de letters en woorden die in de menselijke taal voorkomen, zijn de woorden die God gebruikt in de Koran dezelfde. Het verschil tussen menselijke taal en de Koran, het woord van God, is echter al vijftien eeuwen lang…
„dat er niet eens één soera van kan worden nagemaakt“
De ongeëvenaarde superioriteit van de Koran, die de uitdaging aangaat, spreekt voor zich.
De superioriteit van Gods macht en woord vloeit voort uit hun onthulling van ontologische en filologische/kosmologische en retorische behendigheid, vergezeld van oneindige kennis en wijsheid. Want
De almachtige Rahman, de eigenaar van de troon van het universum, heeft ook de Koran geopenbaard.
(Ar-Rahman, 55/1)
Met vrede en gebed…
Islam in vraag en antwoord