– Volgens de huidige wetgeving wordt bezit dat na het huwelijk is verworven, bij een scheiding gelijkelijk verdeeld tussen man en vrouw. Dus als een man na het huwelijk met zijn eigen geld een huis koopt, wordt dit huis bij een scheiding 50/50 verdeeld. Is deze verdeling volgens de islam juist?
– Bij een huwelijksvoltrekking wordt de vrouw toch al een bruidsschat gegeven. Is het, dat de vrouw wettelijk gezien mede-eigenaar wordt van het bezit van de man, in overeenstemming met de religieuze wetgeving?
Beste broeder,
Geloofszusters en -broeders houden zich aan overeenkomsten en contracten. Getrouwde stellen,
„Alle bezittingen die na deze datum worden verworven, zijn gezamenlijk eigendom.“
Als ze een overeenkomst hebben gesloten, is het bezit gemeenschappelijk. Als er geen dergelijke overeenkomst is, behoudt elk van hen wat hij verdient, maar de man is verplicht om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien.
In de islam is individueel eigendom van fundamenteel belang.
Met andere woorden, er geldt geen gemeenschap van goederen tussen de gezinsleden, maar wel scheiding van goederen. Binnen een gezin behoort alles wat de vrouw, de man en de volwassen, geestelijk bekwaame kinderen verdienen, aan henzelf. In dit verband is zowel het geld dat de vrouw verdient als de goederen die zij verkrijgt via erfenis, volledig haar eigendom. Iedereen heeft het recht en de bevoegdheid om tijdens zijn leven met zijn bezittingen te doen wat hij wil. De man heeft geen recht op de bezittingen van de vrouw. De man heeft geen zeggenschap over de bezittingen van de vrouw, tenzij de vrouw dit zelf vrijwillig toestaat. Ze kunnen echter wel, uit vrije wil, een gemeenschap van goederen aangaan. Kortom, noch de vrouw noch de man heeft het recht om zonder toestemming in te grijpen in de bezittingen en het geld van de ander.
Anderzijds zijn alle normale uitgaven van de vrouw tijdens het huwelijk de verantwoordelijkheid van de man. Zo staat het in de Koran.
(At-Talaq, 65/6)
En in de hadiths van de Profeet (vrede zij met hem) is duidelijk vermeld dat de onderhoudsplicht bij de man ligt, dat de man zijn vrouw moet voeden en kleden met wat hij zelf eet en draagt. De man hoeft niet rijk te zijn om de onderhoudsplicht te hebben, en de vrouw hoeft niet arm te zijn. Zelfs als de vrouw rijk is, zijn de kosten de verantwoordelijkheid van de man. De omvang en het niveau van andere kosten die de man moet dragen, worden grotendeels bepaald door de gewoonte en de sociale positie van het echtpaar. Hoewel de vrouw niet de plicht heeft om zichzelf, haar echtgenoot en kinderen te onderhouden, is het wel zo dat het geld dat zij verdient door te werken, als een gift voor haar gezin wordt beschouwd.
Aangezien het onderhouden van de vrouw de plicht van de man is, is de vrouw niet verplicht om te werken en voor haar levensonderhoud te zorgen, wat haar niet motiveert om te gaan werken.
Volgens de islamitische wetgeving vindt de verdeling van bezittingen tussen echtgenoten bij een scheiding plaats op basis van de volgende principes:
1.
De goederen die de echtgenoten vóór het huwelijk bezaten, blijven hun eigendom. De andere echtgenoot heeft geen recht op die goederen.
2.
Het is gebruikelijk dat een man tijdens het huwelijk zijn vrouw bepaalde geschenken geeft. Bij een eventuele scheiding heeft de man geen recht om deze geschenken terug te krijgen.
(Meydânî, el-Lübâb, II, 95)
Alle bezittingen die de vrouw met haar eigen geld heeft gekocht, blijven na de scheiding bij haar. Haar man heeft geen recht om deze van haar af te pakken.
(Bilmen, Woordenboek van het Islamitisch Recht, II, 148).
3.
Bij huishoudelijke goederen waarvan niet bekend is met wiens geld ze zijn gekocht (man of vrouw) en waarover in geval van scheiding men van mening verschilt, wordt de volgende oplossing toegepast: huishoudelijke goederen die uitsluitend door de man worden gebruikt, behoren toe aan de man; huishoudelijke goederen die uitsluitend door de vrouw worden gebruikt, behoren toe aan de vrouw. Alle andere goederen behoren toe aan de man, tenzij de man niet het hoofd van het huishouden is.
(Bilmen, Woordenboek van het Islamitisch Recht, II, 151).
Hoewel de juridische aspecten van de zaak zoals hierboven beschreven zijn, is het vanuit religieus oogpunt niet wenselijk dat partijen bij een scheiding, de gezamenlijke levensgeschiedenis volledig negerend, in een conflict terechtkomen over de verdeling van bezittingen. Het is beter om in deze zaken met goede wil en deugdzaamheid te handelen en tolerantie te betrachten.
Met vrede en gebed…
Islam in vraag en antwoord