Heeft Muhyiddin Arabi gezegd dat Farao als gelovige stierf?

Vraagdetails


– In Fütûhât-ı Mekkiyye en Mûsâ Fassı’ında

„Farao stierf als gelovige, hij werd in reinheid en zuiverheid opgenomen.“

bedoelde hij het echt zo, was het echt oprecht?

Antwoord

Beste broeder,

Laten we eerst even stellen dat Ibn Arabi

„De verovering van Mekka“

In hoofdstuk 62 van zijn werk vermeldt hij dat Farao tot degenen behoort die eeuwig in de hel zullen verblijven.

Ibn Arabi, deze

„BAB“

i

„De rangen van de helbewoners“

Hij onderscheidde vier groepen mensen die eeuwig in de hel zouden blijven, en noemde ze als volgt:



Eerste groep:

Die tegen God opstandig en arrogant is,

„Ik ben uw hoogste god.“

zoals Farao, Nemrod en anderen die dat zeiden.



Tweede groep:

Zij zijn degenen die naast Allah andere goden aanbidden, de zogenaamde polytheïsten.



Derde groep:

Dat zijn degenen die het bestaan van God ontkennen, de Muattıla (atheïsten).



De vierde groep:

Het zijn de huichelaars die hun ongeloof verbergen en schijnbaar gelovigen zijn. (zie Futuhat, Beyrut, ts, 1/201-302).

Ondanks deze expliciete uitspraak in Fusus of Futuhat, van Fir’oun

„hij stierf met een oprecht en rein geloof“

betreffende uitspraken

-in hun letterlijke betekenis-

Het lijkt onwaarschijnlijk dat het van hem is.

Wij denken dat Ibn Arabi in hoofdstuk 167 van de Futuhat (2/272-273), waar hij verwijst naar symbolische betekenissen, ook naar dit onderwerp verwijst. En dit onderwerp is verkeerd begrepen.

Ibn Arabi spreekt in de betreffende passage over twee soorten mensen. De eerste is degene die zich onderwerpt aan de waarheden die de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft gebracht.

„Natuurlijk“

hem bij zijn titel heeft genoemd; en iemand die een mening en een visie heeft,

„De Eigenaar van het Oog“


(de bedenker)

heeft hij hem met die titel herdacht.


Zahir en Batin

Wanneer hij het heeft over de verschijnselen van de namen van God; over de geestelijke wetten zoals angst, verschrikking, genade en hoop, noemt hij als voorbeeld de situatie van Farao en vat hij het als volgt samen: Het geloof in God is in ieders natuur, in ieders geweten verankerd. Zoals Farao, die ogenschijnlijk een leven vol rebellie tegen God leidde, na de angst om te verdrinken in zee, het verborgen gevoel in zijn geweten naar voren bracht en…


„Ik geloof in de God die de kinderen van Israël geloofden.“

en geloofde. Dit geloof was in feite een soort bekentenis van de vernedering en onmacht van zijn dienstbaarheid, die hij zijn hele leven verborgen had gehouden. God toonde zo, met dit voorbeeld, Zijn oneindige genade, zodat Zijn dienaren nooit de hoop zouden verliezen.

Volgens Ibn Arabi,


„Zij worden ’s morgens en ’s avonds voor het vuur gebracht. En op de Dag des Oordeels zullen zij zeggen:“

‚Laten we de familie van Farao de zwaarste straf bezorgen!‘

wordt gezegd.”


(De gelovige, 40/46)

In de betreffende aya staat duidelijk dat niet Farao zelf naar de hel zal gaan, maar zijn geslacht.

(Futuhat, 2/276-277).

Het is onmogelijk om deze mening van Ibn Arabi te aanvaarden – volgens de letterlijke betekenis van de verzen. Het is onvoorstelbaar dat hijzelf buiten de hel zou blijven, terwijl zijn hele familie er vanwege hem in terecht is gekomen. Bovendien,


„Hij (Farao) zal op de Dag des Oordeels voor zijn volk uitgaan en hen naar het vuur leiden. Wat een vreselijke plaats is dat!“


(Hud, 11/98);


„Wij maakten hen (Farao, Karun en Haman) tot leiders die de mensen tot het vuur riepen. Zelfs als zij in deze wereld de mensen tot werk aanzetten en hun steun verleenden, zullen zij op de Dag des Oordeels geen enkele hulp ontvangen.“


(Kasas, 28/41)

Het is duidelijk dat in de betreffende verzen in de Koran expliciet wordt vermeld dat Farao tot de hel behoort.

Anderzijds, een groot geleerde in de exegese en hadith, een pool van de wereld van de betekenis, zoals Ibn Arabi…

-naar eigen goeddunken-

Het is ook niet redelijk om te denken dat hij een afwijkende mening heeft. Daarom wij

-afhankelijk van de situatie-

Hoewel we het niet eens zijn met zijn standpunten, die wij verkeerd vinden, zullen we onze mening dat hij een geweldige pool is niet veranderen.


Tot slot willen we nog het volgende opmerken:

Terwijl sommige geleerden, zoals Ibn Taymiyyah, haastig tot de ketterverklaring overgaan en Ibn Arabi in dit opzicht ketter verklaren, stellen veel welwillende geleerden dat hij een heilige, zelfs een pool (kutb) was en dat iemand als hij zo’n fout niet zou maken, en dergelijke.

„foute interpretatie“

Ze denken dat die dingen niet van henzelf zijn, maar dat ze door anderen in hun boeken zijn gestopt – om hen te schaden.

Desalniettemin hebben zowel de commentatoren van de Futuhat als de Fusus deze woorden van Ibn Arabi opgenomen en op verschillende manieren geïnterpreteerd.

[Voor meer informatie over dit onderwerp, zie: Şeyh Mekki Efendi, Ahmed Neyli Efendi, İbn Arabi Müdafaası (samengesteld door Halil Baltacı), Istanbul, 2004, blz. 55-60)]

Laten we niet vergeten dat Ibn Arabi zelf zegt:


„Het is niet toegestaan dat mensen die niet tot ons behoren onze boeken lezen.“


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Schreibe einen Kommentar

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag