Hangt het bewijs van het ontbreken van iets af van de realistische aard ervan?

Vraagdetails
Antwoord

Beste broeder,

Dat zijn redeneringen in de logica die bewijsmateriaal bevatten.

Omdat het zeggen dat het absolute wezen bestaat, de bewijsvoering daarvoor noodzakelijkerwijs in zich draagt.

Alles waaraan we bestaan toeschrijven, is een deel of een geheel. We stellen hun bestaan vast op basis van hun kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen.

Maar dat is een vereiste van het proces. Want zonder absolute existentie kunnen we geen relatieve existentie uitvoeren. Absolute existentie bestaat immers onafhankelijk van kwantiteit en kwaliteit. Het is een noodzakelijke existentie.

De stelling dat God een absoluut noodzakelijk wezen is, volgt noodzakelijkerwijs uit de principes van identiteit en niet-tegenspraak.

Dus God is wie God is. God is niet het absolute niet-zijn. Dus God is niet het niet-God.

Wat betreft de tweede, dat is een kwantitatieve en kwalitatieve bewering. Met een inductieve redenering kunnen we alleen zeggen dat het waarschijnlijk niet zo is.

Hier is geen definitief bewijs mogelijk, aangezien het gehele universum, verleden en toekomst, waargenomen moeten worden. De tweede premisse is dus onvolledig vanwege zijn inductieve aard. Deze is nodig om de premisse te voltooien.

Dus, spreken betekent niet dat het een bestaan in termen van objecten en dingen inhoudt, maar dat het een logisch bewijs van de noodzakelijke implicatie van mogelijke entiteiten in de beperkte natuur bevat.

Het is slechts een zeer waarschijnlijke voorspelling. Het is geen noodzakelijke en onveranderlijke gevolgtrekking. Daarom moet een wetenschappelijke theorie ook falsifieerbaar zijn.


Met vrede en gebed…

Islam in vraag en antwoord

Laatste Vragen

Vraag Van De Dag